<153> 1. Aldus heb ik gehoord. De Gezegende verbleef eens in Anāthapiṇḍika’s Bosklooster, in het Bos van Prins Jeta nabij Sāvatthī.
2. En er waren toen vele monniken die in de vergaderzaal bij elkaar zaten, die elkaar daar ontmoet hadden nadat zij teruggekomen waren van de aalmoesronde en de maaltijd genuttigd hadden. En deze discussie ontstond onder hen: “Het is geweldig, vrienden; het is prachtig, vrienden! Hoe de Gezegende, die weet en ziet, die een Arahant is en volledig ontwaakt, gezegd heeft dat aandacht gevestigd op het lichaam grote vrucht draagt en groot voordeel brengt wanneer zij ontwikkeld en vaak beoefend wordt."
Maar de discussie tussen deze monniken werd onderbroken, daar de Gezegende in de namiddag uit retraite kwam en naar de vergaderzaal ging. Daar aangekomen ging hij zitten op een voorbereidde zitplaats. Zo gezeten, sprak de Gezegende de monniken als volgt toe: “Voor wat voor discussie zitten jullie hier nu samen, monniken? Wat was de discussie die onderbroken werd?”
"Hier, Eerwaarde, ontstond de volgende discussie onder ons toen wij in de vergaderzaal bij elkaar zaten, waar wij elkaar ontmoet hadden nadat wij teruggekomen waren van de aalmoesronde en de maaltijd genuttigd hadden: 'Het is geweldig, vrienden; het is prachtig, vrienden! Hoe de Gezegende, die weet en ziet, die een Arahant is en volledig ontwaakt, gezegd heeft dat aandacht gevestigd op het lichaam grote vrucht draagt en groot voordeel brengt wanneer zij ontwikkeld en vaak beoefend wordt.' Dat, Eerwaarde, was de discussie die onderbroken werd toen de Gezegende hier aankwam." <154>
3. "En, monniken, hoe wordt aandacht gevestigd op het lichaam ontwikkeld en vaak beoefend zodat het grote vrucht draagt en groot voordeel brengt?
4. "Hier, monniken, is een monnik naar een bos, de voet van een boom of een lege hut gegaan. Hij gaat zitten met zijn benen over elkaar, zet zijn bovenlichaam recht overeind, en heeft zijn aandacht voor zich gevestigd.
"En hij ademt aandachtig in, en ademt aandachtig uit. Wanneer hij lang inademt, weet hij: 'Ik adem lang in.' Wanneer hij lang uitademt, weet hij: 'Ik adem lang uit.' Wanneer hij kort inademt, weet hij: 'Ik adem kort in.' Wanneer hij kort uitademt, weet hij: 'Ik adem kort uit.'
"Hij traint [zichzelf]: 'Het gehele lichaam ervarend, zal ik inademen.' Hij traint [zichzelf]: 'Het gehele lichaam ervarend, zal ik uitademen.' Hij traint [zichzelf]: 'De lichamelijke formaties kalmerend, zal ik inademen.' Hij traint [zichzelf]: 'De lichamelijke formaties kalmerend, zal ik uitademen.'
"En terwijl hij aldus waakzaam, ijverig en resoluut leeft, worden zijn herinneringen en plannen betreffende het huiselijk leven verlaten. Met het verlaten daarvan, is zijn geest innerlijk stabiel en rustig, eenpuntig en geconcentreerd. Op deze wijze, monniken, ontwikkelt een monnik aandacht gevestigd op het lichaam.
5. "En verder, monniken, als een monnik loopt, weet hij: 'Ik loop.' Als hij staat, weet hij: 'Ik sta.' Als hij zit, weet hij: 'Ik zit.' Als hij ligt, weet hij: 'Ik lig.' Wat voor houding zijn lichaam dan ook aanneemt, hij is zich daarvan bewust.
"En terwijl hij aldus waakzaam, ijverig en resoluut leeft, worden zijn herinneringen en plannen betreffende het huiselijk leven verlaten. Met het verlaten daarvan, is zijn geest innerlijk stabiel en rustig, eenpuntig en geconcentreerd. Op deze wijze, monniken, ontwikkelt een monnik aandacht gevestigd op het lichaam.
6. "En verder, monniken, handelt een monnik volledig oplettend wanneer hij vooruit gaat of terugkeert. En al voor zich en naast zich kijkend handelt hij volledig oplettend. Zijn ledematen buigend en strekkend handelt hij volledig oplettend. Zijn overkleed, schaal en bovenkleed dragend handelt hij volledig oplettend. Etend, drinkend, kauwend en proevend handelt hij volledig oplettend. Poepend en plassend handelt hij volledig oplettend. Lopend, staand, zittend, slapend, wakker, sprekend of stil zijnd, handelt hij volledig oplettend.
"En terwijl hij aldus waakzaam, ijverig en resoluut leeft, worden zijn herinneringen en plannen betreffende het huiselijk leven verlaten. Met het verlaten daarvan, is zijn geest innerlijk stabiel en rustig, eenpuntig en geconcentreerd. Op deze wijze, monniken, ontwikkelt een monnik aandacht gevestigd op het lichaam.
7. "En verder, monniken, beziet een monnik dit lichaam vanaf de voetzolen naar boven, en vanaf het hoofdhaar naar beneden, omgrensd door de huid en gevuld met vele soorten vuiligheid, op de volgende manier: 'Dit lichaam bestaat uit hoofdhaar, lichaamshaar, nagels, tanden, huid, vlees, pezen, botten, beenmerg, nieren, hart, lever, borstvlies, milt, longen, darmen, darmvlies, onverteerd voedsel, poep, gal, slijm, pus, bloed, zweet, vet, tranen, huidsmeer, speeksel, snot, gewrichtsolie en urine.'
"Monniken, het is te vergelijken met een zak met openingen aan beide uiteinden, en gevuld met vele soorten granen: bruine rijst, rode rijst, bonen, erwten, sesamzaad en witte rijst. En dan zou een man met goed zicht die zak openmaken en het als volgt beschouwen: 'Dit is bruine rijst, dit is rode rijst, dit zijn bonen, dit zijn erwten, dit is sesamzaad, dit is witte rijst.'
"Zo ook, monniken, beziet een monnik dit lichaam vanaf de voetzolen naar boven, en vanaf het hoofdhaar naar beneden, omgrensd door de huid en gevuld met vele soorten vuiligheid, op de volgende manier: 'Dit lichaam bestaat uit hoofdhaar, lichaamshaar, nagels, tanden, huid, vlees, pezen, botten, beenmerg, nieren, hart, lever, borstvlies, milt, longen, darmen, darmvlies, onverteerd voedsel, poep, gal, slijm, pus, bloed, zweet, vet, tranen, huidsmeer, speeksel, snot, gewrichtsolie en urine.'
"En terwijl hij aldus waakzaam, ijverig en resoluut leeft, worden zijn herinneringen en plannen betreffende het huiselijk leven verlaten. Met het verlaten daarvan, is zijn geest innerlijk stabiel en rustig, eenpuntig en geconcentreerd. Op deze wijze, monniken, ontwikkelt een monnik aandacht gevestigd op het lichaam.
8. "En verder, monniken, beschouwt een monnik dit lichaam, in welke positie of houding het dan ook verkeert, als bestaand uit elementen: 'In dit lichaam zijn er het aarde–element, het water–element, het hitte–element en het lucht–element.'
"Monniken, het is te vergelijken met een vaardig slachter of zijn leerling die een koe geslacht zou hebben en aan een kruising van vier hoofdwegen gezeten zou zijn, met die koe in stukken gesneden.
"Zo ook, monniken, beschouwt een monnik dit lichaam, in welke positie of houding het dan ook verkeert, als bestaand uit elementen: 'In dit lichaam zijn er het aarde–element, het water–element, het hitte–element en het lucht–element.'
"En terwijl hij aldus waakzaam, ijverig en resoluut leeft, worden zijn herinneringen en plannen betreffende het huiselijk leven verlaten. Met het verlaten daarvan, is zijn geest innerlijk stabiel en rustig, eenpuntig en geconcentreerd. Op deze wijze, monniken, ontwikkelt een monnik aandacht gevestigd op het lichaam.
9. "En verder, monniken, alsof een monnik een lichaam zou zien dat op een crematieterrein achtergelaten is en reeds een, twee of drie dagen dood is, opgezwollen, paarsblauw, en etter afscheidend — hij vergelijkt zijn eigen lichaam daarmee: 'Dit lichaam is van diezelfde aard; dit lichaam zal ook zo zijn; dit lichaam kan daar niet aan ontkomen.'
"En terwijl hij aldus waakzaam, ijverig en resoluut leeft, worden zijn herinneringen en plannen betreffende het huiselijk leven verlaten. Met het verlaten daarvan, is zijn geest innerlijk stabiel en rustig, eenpuntig en geconcentreerd. Op deze wijze, monniken, ontwikkelt een monnik aandacht gevestigd op het lichaam.
10. "En verder, monniken, alsof een monnik een lichaam zou zien dat op een crematieterrein achtergelaten is, en aangevreten wordt door kraaien, haviken, gieren, honden, jakhalzen of andere soorten wezens — hij vergelijkt zijn eigen lichaam daarmee: 'Dit lichaam is van diezelfde aard; dit lichaam zal ook zo zijn; dit lichaam kan daar niet aan ontkomen.'
"En terwijl hij aldus waakzaam, ijverig en resoluut leeft, worden zijn herinneringen en plannen betreffende het huiselijk leven verlaten. Met het verlaten daarvan, is zijn geest innerlijk stabiel en rustig, eenpuntig en geconcentreerd. Op deze wijze, monniken, ontwikkelt een monnik aandacht gevestigd op het lichaam.
11–13. "En verder, monniken, alsof een monnik een lichaam zou zien dat op een crematieterrein achtergelaten is: een skelet met vlees en bloed, door pezen bij elkaar gehouden... een skelet zonder vlees en besmeerd met bloed, door pezen bij elkaar gehouden... een skelet zonder vlees en bloed, door pezen bij elkaar gehouden... — hij vergelijkt zijn eigen lichaam daarmee: 'Dit lichaam is van diezelfde aard; dit lichaam zal ook zo zijn; dit lichaam kan daar niet aan ontkomen.'
"En terwijl hij aldus waakzaam, ijverig en resoluut leeft, worden zijn herinneringen en plannen betreffende het huiselijk leven verlaten. Met het verlaten daarvan, is zijn geest innerlijk stabiel en rustig, eenpuntig en geconcentreerd. Op deze wijze, monniken, ontwikkelt een monnik aandacht gevestigd op het lichaam.
14. "En verder, monniken, alsof een monnik een lichaam zou zien dat op een crematieterrein achtergelaten is: botten die niet bij elkaar gehouden worden, in alle richtingen verspreid — hier een handbotje, daar een voetbotje, hier een enkelbotje, daar een scheenbeen, hier een dijbeen, daar een heupbeen, hier een rib, daar een ruggenwervel, hier een borstbeen, daar een schouderblad, hier een halswervel, daar een kaakbeen, hier een tandbeen, daar de schedel — hij vergelijkt zijn eigen lichaam daarmee: 'Dit lichaam is van diezelfde aard; dit lichaam zal ook zo zijn; dit lichaam kan daar niet aan ontkomen.'
"En terwijl hij aldus waakzaam, ijverig en resoluut leeft, worden zijn herinneringen en plannen betreffende het huiselijk leven verlaten. Met het verlaten daarvan, is zijn geest innerlijk stabiel en rustig, eenpuntig en geconcentreerd. Op deze wijze, monniken, ontwikkelt een monnik aandacht gevestigd op het lichaam.
15–17. "En verder, monniken, alsof een monnik een lichaam zou zien dat op een crematieterrein achtergelaten is, gebleekte botten die de kleur van schelpen hebben... opgehoopte botten, een jaar of drie of vier oud... verrotte botten, tot poeder vergaan — hij vergelijkt zijn eigen lichaam daarmee: 'Dit lichaam is van diezelfde aard; dit lichaam zal ook zo zijn; dit lichaam kan daar niet aan ontkomen.'
"En terwijl hij aldus waakzaam, ijverig en resoluut leeft, worden zijn herinneringen en plannen betreffende het huiselijk leven verlaten. Met het verlaten daarvan, is zijn geest innerlijk stabiel en rustig, eenpuntig en geconcentreerd. Op deze wijze, monniken, ontwikkelt een monnik aandacht gevestigd op het lichaam. <155>
18. "En verder, monniken, betreedt een monnik, afgezonderd van sensueel genot en van onheilzame staten, met sturend en beschouwend denken en met vreugde en geluk geboren uit afzondering, [het meditatiestadium van] de eerste jhāna(1) en verblijft daar. Hij doordringt, vult, overvloeit en overgiet dit lichaam met uit afzondering geboren vreugde en geluk, zodat er geen enkel plekje in zijn lichaam is wat niet doordrenkt is van vreugde en geluk geboren uit afzondering.
"Het is als een bekwame badmeester of zijn knecht, die zeeppoeder strooit in een wasbak, en geleidelijk aan beetjes water toevoegt en het poeder kneedt. Het poeder zal dan water opnemen, samenkleven en een bal vormen, van binnen en van buiten doordrongen van water, zonder dat er water uit druppelt. Op dezelfde manier doordingt, vult, overvloeit en overgiet een monnik dit lichaam met uit afzondering geboren vreugde en geluk, zodat er geen enkel plekje in zijn lichaam is wat niet doordrenkt is van vreugde en geluk geboren uit afzondering.
"En terwijl hij aldus waakzaam, ijverig en resoluut leeft, worden zijn herinneringen en plannen betreffende het huiselijk leven verlaten.(2) Met het verlaten daarvan, is zijn geest innerlijk stabiel en rustig, eenpuntig en geconcentreerd. Op deze wijze, monniken, ontwikkelt een monnik aandacht gevestigd op het lichaam.
19. "En verder, monniken, met het stillen van sturend en beschouwend overwegen, gaat een monnik [het meditatiestadium van] de tweede jhāna binnen en verblijft daar met een innerlijk rustige geest die op één punt gericht is, zonder sturend en beschouwend denken, en beleeft vreugde en geluk die uit concentratie geboren is. Hij doordringt, vult, overvloeit en overgiet dit lichaam met uit concentratie geboren vreugde en geluk, zodat er geen enkel plekje in zijn lichaam is wat niet doordrenkt is van vreugde en geluk geboren uit concentratie.
"Het is als een diep meer waar het water van een ondergrondse bron in opwelt. Het meer heeft geen toestroom van water uit het oosten, zuiden, westen of noorden, en het wordt niet van tijd tot tijd bijgevuld door regenbuien. Het koele bronwater dat opwelt uit de ondergrondse bron zou dat meer dan doordringen, vullen, overvloeien en overgieten met koel water, zodat er geen enkel plekje in dat meer is wat niet doordrenkt is van koel bronwater. Op dezelfde manier doordingt, vult, overvloeit en overgiet een monnik dit lichaam met uit concentratie geboren vreugde en geluk, zodat er geen enkel plekje in zijn lichaam is wat niet doordrenkt is van vreugde en geluk geboren uit concentratie.
"En terwijl hij aldus waakzaam, ijverig en resoluut leeft, worden zijn herinneringen en plannen betreffende het huiselijk leven verlaten. Met het verlaten daarvan, is zijn geest innerlijk stabiel en rustig, eenpuntig en geconcentreerd. Op deze wijze, monniken, ontwikkelt een monnik aandacht gevestigd op het lichaam.
20. "En verder, monniken, met het verdwijnen van vreugde verblijft een monnik in gelijkmoedigheid. Hij is aandachtig en oplettend, en ervaart geluk met het lichaam, en gaat zo [het meditatiestadium van] de derde jhāna binnen en verblijft in wat de Edelen beschrijven als ‘gelijkmoedig en aandachtig in geluk leven.’ Hij doordringt, vult, overvloeit en overgiet dit lichaam met geluk vrij van vreugde, zodat er geen enkel plekje in zijn lichaam is wat niet doordrenkt is van geluk vrij van vreugde.
"Het is zoals er in een vijver van blauwe, rode of witte lotussen, er sommige lotussen zijn die in het water geboren en in het water gegroeid zijn, en in water gedompeld gedijen zonder boven het water uit te rijzen. Koel water doordringt, vult, overvloeit en overgiet die lotussen van de wortel tot aan de top, zodat er geen enkel plekje in die lotussen is wat niet doordrenkt is van koel water. Op dezelfde manier doordingt, vult, overvloeit en overgiet een monnik dit lichaam met geluk vrij van vreugde, zodat er geen enkel plekje in zijn lichaam is wat niet doordrenkt is van geluk vrij van vreugde.
"En terwijl hij aldus waakzaam, ijverig en resoluut leeft, worden zijn herinneringen en plannen betreffende het huiselijk leven verlaten. Met het verlaten daarvan, is zijn geest innerlijk stabiel en rustig, eenpuntig en geconcentreerd. Op deze wijze, monniken, ontwikkelt een monnik aandacht gevestigd op het lichaam.
21. "En verder, monniken, met het verlaten van geluk en pijn, en met het daaraan voorafgaande verdwijnen van blijheid en bedroefheid, gaat een monnik het van geluk en pijn vrije [meditatiestadium van] de vierde jhāna binnen en verblijft er met zuivere aandachtigheid en gelijkmoedigheid. En zittend doordringt hij dit lichaam met een pure, zuivere geest, zodat er geen enkel plekje in zijn lichaam is wat niet doordrongen is van die pure, zuivere geest.
"Het is zoals een man zijn lichaam van top tot teen met een wit kleed zou bedekken, zodat er geen enkel plekje van zijn lichaam is wat niet bedekt is met dat witte kleed. Op dezelfde manier doordringt een monnik al zittend dit lichaam met een pure, zuivere geest, zodat er geen enkel plekje in zijn lichaam is wat niet doordrongen is van die pure, zuivere geest.
"En terwijl hij aldus waakzaam, ijverig en resoluut leeft, worden zijn herinneringen en plannen betreffende het huiselijk leven verlaten. Met het verlaten daarvan, is zijn geest innerlijk stabiel en rustig, eenpuntig en geconcentreerd. Op deze wijze, monniken, ontwikkelt een monnik aandacht gevestigd op het lichaam. <156>
22. "Monniken, wie aandacht gevestigd op het lichaam ontwikkeld en vaak beoefend heeft, bevat [in zichzelf] die heilzame staten die delen in kennis. Net zoals iemand die de grote oceaan met zijn geest doordrongen heeft, daarin ook de riviertjes heeft opgenomen die in de oceaan stromen(3); zo ook is iemand die aandacht gevestigd op het lichaam ontwikkeld en vaak beoefend heeft: hij bevat [in zichzelf] die heilzame staten die delen in kennis.
23. "Monniken, als iemand aandacht gevestigd op het lichaam niet ontwikkeld en niet vaak beoefend heeft, dan verkrijgt Māra toegang tot hem en houvast in hem.
"Stel dat een man een zware stenen bal op een hoop vochtige klei zou werpen. Wat denken jullie, monniken? Zou die zware stenen bal dan toegang vinden tot die hoop vochtige klei?" "Ja, Eerwaarde." "Zo ook, monniken, geldt dat Māra toegang en houvast vind in iemand die aandacht gevestigd op het lichaam niet ontwikkeld en niet vaak beoefend heeft.
24. "Monniken, stel dat er een uitgedroogd stuk hout zou zijn, en een man zou komen met een vuurstok, denkend: 'Ik zal een vuur maken, ik zal hitte produceren.' Wat denken jullie, monniken? Zou die man dan een vuur kunnen maken en hitte kunnen produceren door met die vuurstok over dat uitgedroogd stuk hout te wrijven?" "Ja, Eerwaarde." "Zo ook, monniken, geldt dat Māra toegang en houvast vind in iemand die aandacht gevestigd op het lichaam niet ontwikkeld en niet vaak beoefend heeft.
25. "Monniken, stel dat er op een kruk een lege waterkruik geplaatst zou zijn. En dan zou er een man komen die een hoeveelheid water zou dragen. Wat denken jullie, monniken? Zou die man dat water dan in die waterkruik kunnen gieten?" "Ja, Eerwaarde." "Zo ook, monniken, geldt dat Māra toegang en houvast vind in iemand die aandacht gevestigd op het lichaam niet ontwikkeld en niet vaak beoefend heeft. <157>
26. "Monniken, als iemand aandacht gevestigd op het lichaam ontwikkeld en vaak beoefend heeft, dan verkrijgt Māra geen toegang tot hem en geen houvast in hem.
"Stel dat een man een lichte bol draad tegen een hardhouten deur zou werpen. Wat denken jullie, monniken? Zou die lichte bol draad dan toegang vinden door die hardhouten deur?" "Nee, Eerwaarde." "Zo ook, monniken, geldt dat Māra geen toegang en houvast vind in iemand die aandacht gevestigd op het lichaam ontwikkeld en vaak beoefend heeft.
27. "Monniken, stel dat er een nat en sappig stuk hout zou zijn, en een man zou komen met een vuurstok, denkend: 'Ik zal een vuur maken, ik zal hitte produceren.' Wat denken jullie, monniken? Zou die man dan een vuur kunnen maken en hitte kunnen produceren door met die vuurstok over dat natte en sappige stuk hout te wrijven?" "Nee, Eerwaarde." "Zo ook, monniken, geldt dat Māra geen toegang en houvast vind in iemand die aandacht gevestigd op het lichaam ontwikkeld en vaak beoefend heeft.
28. "Monniken, stel dat er op een kruk een waterkruik geplaatst zou zijn die tot de rand toe is gevuld met water, zodat kraaien ervan kunnen drinken. En dan zou er een man komen die een hoeveelheid water zou dragen. Wat denken jullie, monniken? Zou die man dat water dan in die waterkruik kunnen gieten?" "Nee, Eerwaarde." "Zo ook, monniken, geldt dat Māra geen toegang en houvast vind in iemand die aandacht gevestigd op het lichaam ontwikkeld en vaak beoefend heeft. <158>
29. "Monniken, als iemand aandacht gevestigd op het lichaam ontwikkeld en vaak beoefend heeft, en vervolgens zijn geest richt op het verwezenlijken van een superieure staat die door directe kennis verwezenlijkt kan worden: die persoon beschikt over het vermogen om daar in welk opzicht dan ook getuige van te zijn, daar er een goede basis voor is.(4)
"Monniken, stel dat er op een kruk een waterkruik geplaatst zou zijn die tot de rand toe is gevuld met water, zodat kraaien ervan kunnen drinken. Als een sterke man die waterkruik zou doen overhellen, zou er dan water uitkomen?" "Ja, Eerwaarde." "Zo ook, monniken, geldt dat als iemand aandacht gevestigd op het lichaam ontwikkeld en vaak beoefend heeft, en vervolgens zijn geest richt op het verwezenlijken van een superieure staat die door directe kennis verwezenlijkt kan worden: die persoon beschikt over het vermogen om daar in welk opzicht dan ook getuige van te zijn, daar er een goede basis voor is.
30. "Monniken, stel dat er op een vlak stuk grond een rechthoekige vijver zou zijn, ingesloten door dijken, die tot aan de rand toe vol zou staan met water, zodat kraaien ervan kunnen drinken. Als een sterke man die dijken ergens door zou breken, zou er dan water uitkomen?" "Ja, Eerwaarde." "Zo ook, monniken, geldt dat als iemand aandacht gevestigd op het lichaam ontwikkeld en vaak beoefend heeft, en vervolgens zijn geest richt op het verwezenlijken van een superieure staat die door directe kennis verwezenlijkt kan worden: die persoon beschikt over het vermogen om daar in welk opzicht dan ook getuige van te zijn, daar er een goede basis voor is.
31. "Monniken, stel dat er een rijtuig bespannen met volbloeden klaar zou staan op vlakke grond, bij een kruising van vier hoofdwegen, met klaarliggende zweep. Een vaardig koetsier en trainer van tembare paarden zou dan [dat rijtuig] kunnen bestijgen en, met de teugels in de linkerhand en de zweep in de rechterhand, kunnen gaan waar hij maar wil, wanneer hij maar wil, en hij zou ook weer kunnen terugkeren. Zo ook, monniken, geldt dat als iemand aandacht gevestigd op het lichaam ontwikkeld en vaak beoefend heeft, en vervolgens zijn geest richt op het verwezenlijken van een superieure staat die door directe kennis verwezenlijkt kan worden: die persoon beschikt over het vermogen om daar in welk opzicht dan ook getuige van te zijn, daar er een goede basis voor is. <159>
32. "Monniken, als iemand aandacht gevestigd op het lichaam ontwikkeld en vaak beoefend heeft, het tot een gewoonte gemaakt heeft, het tot zijn basis gemaakt heeft, het verwezenlijkt heeft, er vertrouwd mee is en het grondig uitgevoerd heeft, zijn er tien voordelen te verwachten. Welke tien?(5)
33. (1) "Men wordt een overwinnaar van afkeer en voorliefde; men wordt niet overwonnen door afkeer. Indien afkeer [in hem] ontstaat, verslaat hij het: zo leeft hij.
34. (2) "Men wordt een overwinnaar van angst en vrees; men wordt niet overwonnen door angst. Indien angst [in hem] ontstaat, verslaat hij het: zo leeft hij.
35. (3) "Men verdraagt kou en hitte, honger en dorst, en contact met steekvliegen, muggen, wind, zon en kruipende diertjes. Men verdraagt slecht gesproken en onwelkome woorden, en opgekomen lichamelijke gevoelens die pijnlijk, scherp, hevig, stekend, onaangenaam, afschuwlijk en levenseindigend zijn.
36. (4) "Hij bereikt wanneer hij dat wil, gemakkelijk en zonder moeilijkheden, de [meditatiestadia van de] vier jhānas — de verheven mentale staten die in het hier en nu een gelukkig leven verschaffen.
37. (5) "Hij oefent de diverse magische krachten uit: Hij vermenigvuldigt zich van één naar velen, en komt weer terug tot één. Hij verschijnt [ergens] en verdwijnt weer. Hij gaat ongehinderd door een omheining, een muur of een berg, alsof het lucht is. Hij duikt in de aarde en komt er weer uit op, alsof het water is. Hij loopt op water zonder naar beneden te zinken, alsof het aarde is. Hij vliegt, zittend met zijn benen overelkaar, door de lucht als een vogel. Hij raakt de zon en de maan, van grote macht en kracht, met zijn handen aan en bevoelt ze. Hij oefent tot in de [hemel van de] Brahma–wereld meesterschap over zijn lichaam uit.
38. (6) "Hij hoort met het element van het Hemels Oor, wat zuiver en bovenmenselijk is, zowel hemelse als menselijke geluiden, van ver weg en van dichtbij.
39. (7) "Hij neemt met zijn geest de geest van andere wezens en andere personen waar, en begrijpt ze. Hij neemt een geest met verlangen waar als verlangend, en een geest zonder verlangen als niet verlangend. Hij neemt een kwade geest waar als kwaad, en een geest zonder kwaad als zonder kwaad. Hij neemt een geest onder invloed van waanideeën waar als onder invloed van waanideeën, en een geest niet onder invloed van waanideeën als niet onder invloed van waanideeën. Hij neemt een beperkte geest waar als beperkt en een verstrooide geest als verstrooid. Hij neemt een verheven geest waar als verheven en een inferieure geest als inferieur. Hij neemt een overtroffen geest waar als overtroffen en een onovertroffen geest als onovertroffen. Hij neemt een geconcentreerde geest waar als geconcentreerd en een ongeconcentreerde geest als ongeconcentreerd. Hij neemt een bevrijde geest waar als bevrijd en een onbevrijde geest als onbevrijd.
40. (8) "Hij herinnert zich zijn vele vorige levens, en wel op de volgende manier: één leven, twee levens, drie levens, vier levens, vijf levens, tien levens, twintig levens, dertig levens, veertig levens, vijftig levens, honderd levens, duizend levens, honderdduizend levens, vele wereldperioden van inkrimping, vele wereldperioden van expansie, vele wereldperioden van inkrimping en expansie: 'Ik was toen in díe plaats, en daar had ik díe naam, was lid van díe familie, en had díe sociale status. Ik at er dit soort eten, beleefde déze vormen van geluk en pijn, en werd zó oud. En nadat ik daarvandaan wegviel, werd ik dáar geboren. En daar had ik díe naam, was lid van díe familie, en had er díe sociale status. Ik at er dit soort eten, beleefde déze vormen van geluk en pijn, en werd zó oud. En nadat ik daarvandaan wegviel, werd ik hier wedergeboren.’ Aldus herinnert hij zich de bijzonderheden en details van vele vorige levens.
41. (9) "Hij neemt met het Hemels Oog, wat bovenmenselijk en helderziend is, waar hoe wezens doodgaan en wedergeboren worden. Betreffende minderwaardige en superieure wezens, mooie en lelijke wezens, en gelukkige en ongelukkige wezens neemt hij waar hoe deze wezens naar gelang hun acties verder gaan.
42. (10) "Hij vernietigt de corrupties, zodat hij zonder corrupties leeft, met de ‘Vrijheid van het Hart’ en de ‘Bevrijding door Wijsheid’ behaald, doordat hij de Dhamma zelf gezien, volledig begrepen en verwezenlijkt heeft.
43. "Monniken, als iemand aandacht gevestigd op het lichaam ontwikkeld en vaak beoefend heeft, het tot een gewoonte gemaakt heeft, het tot zijn basis gemaakt heeft, het verwezenlijkt heeft, er vertrouwd mee is en het grondig uitgevoerd heeft, zijn deze tien voordelen te verwachten."
Zo sprak de Gezegende. En de monniken waren tevreden en verheugd met de woorden van de Gezegende.
1. De voorgaande zin over het betreden van jhāna is afwezig in de Chinese vertaling. Omdat de Chinese vertaling het slechts heeft over het verblijven in jhāna, is zij meer gericht op de ervaringen van het lichaam terwijl men in die jhāna verblijft, wat daardoor goed in deze sutta past. Deze eerste zin is ook afwezig bij de beschrijvingen van elk van de volgende drie jhānas (§19, §20 en §21).
2. De Chinese vertaling meld niet dat zijn herinneringen en plannen betreffende het huiselijk leven hier verlaten worden. Dat men deze tijdens jhāna zou verlaten zou ook onlogisch zijn, daar deze al verlaten dienen te zijn voordat men jhāna bereikt. Deze zin komt in de Pali versie voor in de afsluiting van elk onderwerp, maar in de Chinese vertaling komt zij nergens voor. Alleen in het geval van de jhānas levert deze zin in de Pali versie een probleem op; bij de 6 voorgaande vormen van aandacht gevestigd op het lichaam is de zin wel goed toepasselijk.
3. Deze gelijkenis is anders in de Chinese vertaling. Daar staat slechts dat: net als bij de grote oceaan alle riviertjes in de oceaan stromen... Er is daar dus geen vermelding van het met de geest doordringen van de grote oceaan.
4. De drie gelijkenissen van §29, §30 en §31 komen niet in de Chinese vertaling voor.
5. De Chinese vertaling heeft hier 18 voordelen, die echter uiteindelijk in hoge mate met de Pali versie overeenkomen. De Chinese vertaling bereikt het aantal van 18 door de vier jhānas als 4 voordelen te tellen, in plaats van 1 zoals de Pali versie dat doet. Ook voegt zij het behalen van Sotapanna, Sakadagami en Anagami toe, welke impliciet al zijn opgenomen in de Pali versie onder de 'vernietiging van de corrupties' (voordeel nummer 10). De Chinese vertaling noemt verder de vier immateriële jhānas als 1 voordeel. Ook vermeld de Chinese vertaling dat men door aandacht gevestigd op het lichaam te ontwikkelen de drie soorten onheilzame intenties (begeerte, kwaadwillendheid en gewelddadigheid) kan overwinnen.